Historische merkpunten

Om zich niet te verliezen in de abstractie van de tijd die voorbijgaat en die niets stopt hebben wij deze jaren willen volgen door een inventaris van de merkpunten waar onze kleine geschiedenis zich aan vasthecht.

1905 : Bouw van het PALAIS STOCLET in Brussel door de Weense architect Joseph HOFFMANN. Uitputting van de “art nouveau” stijl in België
1914-1918 : EERSTE WERELDOORLOG. Ruïnes en wederopbouw.
1921 : Eerste voorstelling van GEPREFABRICEERDE WONINGEN in holle betonblokken door de architect Antoine POMPE (procédé DS).
1922-1940 : De TUINWIJKEN : “Le Logis en Floréal in Watermaal-Bosvoorde” door de architecten EGGELINKX, MOEWAERT en FRANCOIS.
1933 : Architectuurwedstrijd voor de ANTWERPSE LINKEROEVER, met ondermeer de deelname van LE CORBUSIER.
1933-1939 : Bouw van het FLAGEYGEBOUW voor het INR door de architect Joseph DIONGRE (bestelling na wedstrijd).
1936 : Erkenning van het diploma van architect.
1939 : Wet op de BESCHERMING VAN DE TITEL en het BEROEP VAN ARCHITECT.
1940-1945 : TWEEDE WERELDOORLOG. Ruïnes en wederopbouw.
1943 : Publicatie te Parijs van het CHARTER VAN ATHENE. De ideale stad … door LE CORBUSIER.
1950-1959 : Hernemen van de CIAM, Congrès Internationaux d’Architecture Moderne, waarvan het laatste werd gehouden te Brussel in 1959.
1958 : WERELDTENTOONSTELLING IN BRUSSEL. Het Atomium.
1962 : Wet op de STEDENBOUW en de RUIMTELIJKE ORDENING. Vastgoedpromotie op grote schaal.
1963 : Wet tot instelling van een ORDE VAN ARCHITECTEN. Léon STYNEN, eerste Voorzitter.
1970-1990 : Creatie van een NIEUWE STAD in België : LOUVAIN-LA-NEUVE (UCL). Creatie van UNIVERSITAIRE CAMPUSSEN : SART TILMAN (ULg), DIEPENBEEK (Phai), OEFENPLEIN (VUB)
1977 : Hervorming van de wet op het architectuuronderwijs : HOGER ARTISTIEK ONDERWIJS VAN HET LANGE TYPE : de Hogescholen voor Architectuur.
1980 : REGIONALISERING van de Belgische Staat : Vlaanderen, Wallonië en later het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
1985 : EUROPESE RICHTLIJN 85/384/EEG : recht tot vestiging of dienstverrichting voor alle architecten van de 12 Landen van de EU.
2002 : Eerste AKKOORDEN VAN BOLOGNA over het hoger onderwijs in Europa.

De context van de tijdsgeest

Bij het begin van de XXste eeuw was het beroep van architect nauwelijks gedefinieerd. Men kon tegelijk architect zijn of ingenieur, aannemer of vastgoedmakelaar, zelfs verkoper van bouwmaterialen.

Het Belgisch Burgerlijk Wetboek (de oude Code Napoléon) legde de burgerlijke aansprakelijkheid vast van bouwers, aannemers en architecten.

Het architectuuronderwijs werd in de XIXde eeuw onderwezen in academies en tekenscholen. Sommigen waren een echte voorbereiding op het beroep van architect : deze van Antwerpen, Bergen, Brugge, Brussel, Gent, Leuven, Luik, Mechelen en Tienen.

In het begin waren deze academies trouw aan een traditioneel onderwijs van het type “Schone Kunsten”. Later werd een meer technisch onderwijs opgestart : in Gent in 1835 door de oprichting van een speciale school voor civiele bouwkunde, met vanaf 1862 een sectie voor ingenieur-architecten. De Sint-Lucasinstituten werden eveneens in 1862 in Gent opgericht, en het is slechts in 1926 dat in Brussel het Institut Supérieur des Arts Décoratifs (ISAD) werd opgericht, het latere Institut Supérieur d’Architecture de la Communauté française “La Cambre”.

Bij het begin van de XXste eeuw had het diploma van architect vaak slechts een artistieke of morele waarde. Noch de titel, noch het beroep van architect waren beschermd. Iedereen kon zich architect noemen en het beroep uitoefenen.

Er waren reeds verschillende beroepsverenigingen van architecten actief. Vaak waren het stedelijke of regionale verenigingen die erkend waren door de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen.

De belangrijkste waren de Architectenvereniging van Antwerpen en de Société Centrale d’Architecture de Belgique (SCAB). Later kwamen er afdelingen van de SCAB in Luik, Gent, Brugge, Bergen en Charleroi. Vanaf 1900 werden er pogingen tot hergroepering aangevat en werd het debat geopend. In 1904 werd een overleg georganiseerd door de SCAB met het oog op een oprichting van een FEDERATIE VAN BELGISCHE ARCHITECTEN. Uiteindelijk werd de titel aangenomen van FEDERATIE DER ARCHITECTENVERENIGINGEN VAN BELGIE. De eerste statuten werden unaniem gestemd op 8 september 1905.

Wij beschikken op dit ogenblik niet meer over de officiële teksten van deze statuten. Een ontwerp van statuten gedateerd van 7 november 1975 zegt in zijn eerste artikel :
“DE KONINKLIJKE FEDERATIE DER ARCHITECTENVERENIGINGEN VAN BELGIE, gesticht in 1906 door de hiernavolgende verenigingen (allen erkende beroepsverenigingen) :
SOCIETE CENTRALE D’ARCHITECTURE DE BELGIQUE;
ARCHITECTENVERENIGING VAN ANTWERPEN;
CHAMBRE SYNDICALE DES ARCHITECTES de BELGIQUE;
ASSOCIATION DES JEUNES ARCHITECTES DE BELGIQUE;
ASSOCIATION DES JEUNES ARCHITECTES DE LIEGE,
beslissen om een erkende federatie op te richten onder de naam van KONINKLIJKE FEDERATIE DER ARCHITECTENVERENIGINGEN VAN BELGIE (FAB) ».

De geboorte van de FAB

Vijf verenigingen onder de wedijver tussen de SOCIETE CENTALE D’ARCHITECTURE DE BELGIQUE (SCAB) en de ARCHITECTENVERENIGING VAN ANTWERPEN stichten dus de FAB op 8 september 1905 in Brussel.

Het doel was drievoudig :

  • de promotie van de Architectuur en het beroep van architect
  • de verdediging van het beroep en van de professionele, sociale en culturele belangen van hun leden, zowel op nationaal als op internationaal vlak
  • de coördinatie van de acties waarvoor zij de opdracht heeft gekregen van de verenigingen die er lid van zijn.

 

“Het eerste Federaal Bureau werd samengesteld op 10 november 1905 en omvat Franz DE VESTEL (SCAB), Voorzitter, Michel DE BRAEY (Antwerpen), Ondervoorzitter en Paul LECLERCQ (SCAB), Secretaris.

Het eerste Comité van de Federatie was samengesteld uit : Michel DE BRAEY, Ernest SORDIAU en Fernand VAN DIJCK (Antwerpen), WALLEGHEM, Charley GILSON en LECLERCQ (Association des Jeunes Architectes de Bruxelles), Fernand SYMONS, L. VAN LANGENDONCK en A. VANDE VELDE (Chambre Syndicale des Architectes de Belgique), Arthur SNYERS, CAGANUS en HALKIN (Assocation des Jeunes Architectes de Liège) en Joseph CALUWAERTS, F. DE VESTEL en Gustave MAUKELS (SCAB).

Statutair heeft iedere vereniging die minstens 25 leden heeft 3 afgevaardigden bij de Federatie. Het reglement voor de benoeming van dezen zal genomen worden op 11 mei 1909, terwijl het bedrag van de jaarlijkse bijdrage (88 F) reeds werd beslist op 8 februari 1907. Er valt te noteren dat er een vriendschappelijke verhouding zal bestaan van bij het begin tussen het federaal Bureau en de Société Centrale d’Architecture, vermits de Federatie dezelfde zetel heeft gekozen als de SCAB, eerst in het Beurspaleis, vervolgens in de Ravenstein.

Door de aansluiting van de KRING DER BOUWMEESTERS VAN BRUGGE EN VAN WEST-VLAANDEREN bedraagt het aantal gefedereerde verenigingen reeds 10 in 1909.

De demarches, de petities, de congressen, enz. zullen vanaf heden toebehoren aan het federaal Bureau dat slechts zal handelen op unaniem advies van de afgevaardigden van de verenigingen … hetgeen uiteraard zal toelaten aan de historicus om zijn taak te verlichten, vermits naar zijn mening enkel de initiatieven van de SCAB in aanmerking komen in de huidige geschiedenis.”

(1) De essentie van dit hoofdstuk is een uittreksel uit het werk “La Société Centrale d’Architecture de Belgique” door Victor MARTINY. V. MARTINY is zelf Voorzitter geweest van de FAB van 1976 tot 1979.

De eerste acties van de FAB

De meeste van de door de lokale of regionale geleide acties voor 1905 werden uiteraard toevertrouwd aan de FAB. Verschillende van deze acties waren reeds sinds lang gestart.

Zo ging het bijvoorbeeld over de eisen ten opzichte van de deloyale concurrentie toen de ambtenaren van de provincies, van de gemeenten en zelfs van de Koninklijke Commissie voor Monumenten architectuuropdrachten uitvoerden. Of nog, de protesten ten opzichte van eenvoudige tekenaars die werden aangeduid voor de studie voor de restauratie van historische gebouwen (in Leuven bijvoorbeeld in 1895).

Maar dit type actie is uiteraard niet eenvoudig om leiden met het unaniem advies van de afgevaardigden. In die tijd was het beroep nog steeds niet beschermd en geen enkel diploma bezegelde de studies.

Een andere demarche was gericht op het vastleggen van een ereloonbarema. De eerste tabel van honoraria schijnt te dateren van 1886. Een door de SCAB vastgelegd ereloonbarema op 7 december 1902, gewijzigd in 1905, werd veralgemeend en door de FAB aangenomen in 1907. Het werd later, in 1963, aangenomen door de Orde van Architecten.

Men kan ook de acties aanhalen in verband met de benoeming van architecten-deskundigen door de rechtbanken.

Of de bescherming van het auteursrecht van de architecten, wat in 1905 leidde tot een wetsontwerp ter bescherming van de artistieke eigendom.

De vraag naar de rechten en plichten van de architecten heeft geleid tot lange debatten in de verenigingen en in de Federatie. Verschillende verenigingen beschikten reeds over “Codes de Discipline” die aan de basis lagen van het na 1963 door de Orde van Architecten aangenomen Reglement van Beroepsplichten. In de meeste van de door de verenigingen aangenomen Codes was een van de unanieme regels het verbod op publiciteit.

In 1903 was het nog steeds niet verplicht om een bouwaanvraag vergezeld te laten gaan door plannen die waren opgemaakt door een architect. De FAB deed verschillende pogingen in die richting, maar deze werden slechts afgerond in 1939 door de wet op de bescherming van de titel en het beroep van architect.

In algemene zin kan men de taak van de FAB in die eerste jaren omschrijven als : de ‘erecode’, het diploma van architect, de openbare architectuurwedstrijden en het ereloonbarema. En toen was het 1914 : het begin van de eerste wereldoorlog.

De eerste wereldoorlog 1914-1918

Het grootste deel van de beroepsactiviteiten werd abrupt afgebroken door de dramatische oorlogstussenkomst op 28 juli 1914. Dit is niet de plaats om de afschuw, de drama’s en de vernielingen te beschrijven gedurende deze vier moeilijke jaren.

Toen we in 1918 ons land terugvonden legden we ons toe op de wederopbouw omdat de ravages van de oorlog harde letsels hadden toegebracht aan het architecturaal patrimonium.

Zo hernamen de architecten hun activiteiten in de wederopbouw.

Evenwel deden tijdens de jaren die volgden slechts enkele openbare overheden of gefortuneerde bourgeois een beroep op een architect.

Gestimuleerd door een verbetering van de economische mogelijkheden en door een veralgemeende geest naar een mooiere en kwaliteitsvollere architectuur die zijn plaats verdiende, herleefden de beroepsverenigingen. Door de Federatie, de FAB, die toen alle erkende beroepsverenigingen van het land groepeerde, namen ze contact op met de overheid en gekozenen die de architectuur steunden, met het oog het accent te leggen op het OPENBAAR BELANG van de architectuur.

Een eerste resultaat van de gezamenlijke actie van de verenigingen in de FAB was de wettelijke erkenning in 1936 van het diploma van architect. De evolutie van de Federatie tot in 1939 kende succesvolle en moeilijkere jaren. Verschillende verenigingen beklaagden zich over het feit dat de Federatie acties ondernam zonder de unanimiteit van zijn leden. Deze eis tot unanimiteit werden door anderen dan weer gezien als een rem. Er was toen meermaals sprake van een herziening van de statuten. Deze werden herzien in 1934, maar de reorganisatie van de FAB kon slechts in 1973 plaatsvinden (Het is niet overbodig om er zoals Victor MARTINY aan te herinneren “dat dit reeds een vraag was uit 1933 om een Vlaamse Federatie van Architectuurverenigingen te vormen”).

De wet van 20 februari op de bescherming van de titel en het beroep van de architect

Een van de eerste resultaten van een gezamenlijke actie in de schoot van de FAB was ongetwijfeld de onderhandeling met de overheid die leidde tot de wet van 20 februari 1939.

Niet enkel de titel maar ook het diploma van architect werden beschermd, net zoals de uitoefening van het beroep (art.1). Alle koninklijke besluiten die ter zake volgden waren een gevolg van deze wet.

Voortaan kon men stellen dat bijna iedereen een beroep moest doen op de diensten van een architect (de Staat, de provincies, de gemeenten, de overheden en de particulieren).

Deze verplichting gold zowel voor het ONTWERP als voor de CONTROLE van alle bouwwerken waarvoor een bouwvergunning nodig was (art. 4).

Artikel 4 impliceert dat het ontwerp en de controle van de uitvoering van de werken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Artikel 5 bepaalt dat de ambtenaren het beroep van architect niet kunnen uitoefenen buiten hun functie, met als uitzondering de lesgevers.

Artikel 6 zegt tevens dat de uitoefening van het beroep van architect onverenigbaar is met dit van openbare of privé-aannemers.

Men heeft veel gezegd dat deze wet een beroepsMONOPOLIE heeft ingesteld. Daarover kan men nog lang discussiëren. Men moet echter een voorbehoud inbouwen omdat de tussenkomst van een architect niet verplicht is indien de werken niet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande bouwvergunning, wat reeds in belangrijke mate het belang van het “monopolie” vermindert. Men zal merken dat bij de regionalisering van het land van jaar tot jaar het aantal gevallen zal toenemen waarbij men geen bouwvergunning moet vragen of een beroep doen op een architect.

Anderen denken tevens dat deze veralgemeende verplichting uiteindelijk de Architectuur zal benadelen door het feit dat de “handtekening” door de architect slechts dezelfde waarde zal hebben als deze van gelijk welke architect.

Op dit ogenblik wordt deze wet echter nog steeds door iedereen gewaardeerd.

Het einde van de jaren ‘30

Op 12 december 1939 werden de statuten van de Federatie herzien en gepubliceerd onder nr. 637. (Wij beschikken niet over een oudere officiële versie van deze tekst).

Op dit ogenblik maakten bijna alle beroepsverenigingen van België deel uit van de Federatie. Ze stonden statutair onder het beschermheerschap van een van de stichtende leden (en later van de twee verenigingen).

Toen waren zeventien van de erkende beroepsverenigingen van architecten lid van de FAB (in willekeurige orde) :

  • Koninklijke Maatschappij der Bouwmeesters van Antwerpen (KMBA)
  • Chambre des Architectes de Belgique
  • Association Royale des Architectes de Liège (ARALg)
  • Koninklijke Vereniging der Bouwmeesters van Oost-Vlaanderen (KVBOV)
  • Association Royale des Architectes de la Province de Namur (ARAN)
  • Koninklijke Bouwmeesterkring van West-Vlaanderen (KBKW)
  • Sociétés Royale des Architectes de Verviers et Environs (SRAVE)
  • Association Royale des Architectes de Charleroi (ARAC)
  • Association Royale des Architectes du Hainaut Occidental (ARAHO)
  • Union professionnelle des Architectes sortis des Ecoles Supérieures Saint Luc de Belgique / Beroepsunie der Architecten komende uit de Hogere Sint Lucas Instituten van België (UPA/BUA)
  • Architectenvereniging van de Provincie Limburg (AVPL)
  • Association des Architectes de l’Arrondissement de Mons (AAAMs)
  • Société des Architectes du Centre (SAC)
  • Association des Architectes de la Province de Luxembourg (AAPL)
  • Société Centrale d’Architecture de Belgique (SCAB)
  • Vlaamse Architectenvereniging (VAV)
  • Syndicale Kamer der Bouwmeesters van Leuven (SKAL)

Het was haar hoogtepunt !
Helaas, enkele maanden later, op 10 mei 1940, brak de tweede wereldoorlog uit. Ze liet slechts ruïnes over en ongeluk door wreedheden waar men geen besef van heeft …

De na-oorlog en de Legaten Van Hovel

Nogmaals moest het land herrijzen uit zijn ruïnes. De architecten nemen hun rol terug op bij de enorme opbouwwerken en de reorganisatie van de stedelijke ruimten.

De grote theorieën, reeds voor de oorlog besproken, komen weer te voorschijn : de CIAM, Congrès Internationaux d’Architecture Moderne, opgericht in 1926 en die de aanleiding geven tot het opstellen in 1933 van het “CHARTER VAN ATHENE”, dat slechts in 1943 werd gepubliceerd in Parijs door LE CORBUSIER.

Verschillende ontwerpen van groepswoningen werden gerealiseerd, volgens deze principes. 1936 : Oprichting van het DOCUMENTATIECENTRUM VOOR DE BOUW, op initiatief van verschillende Brusselse architectenverenigingen, leden van de FAB (waaronder de UPA), onder leiding van Willy VAN HOVE. Dit CENTRUM is gevestigd in een voornaam herenhuis in de Wetstraat. Het omvatte vergaderzalen, een zaal voor voordrachten, een “staalotheek”, een dienst voor de reproductie van plannen en op het gelijkvloers een permanente tentoonstelling van bouwmaterialen en –producten (voorloper van BATIBOUW …)

1943 : als verlengstuk van dit Centrum, eerste uitgave (steeds op initiatief van Willy VAN HOVE) van de DOCUMENTATIEMAP VAN DE BOUW, bestemd voor de architecten en vol met algemene, technische en professionele inlichtingen (abacus, enz.) en fiches met betrekking tot de bouwproducten (voorloper van COBOSYSTEM). Deze map kent twee nieuwe uitgaven in 1951 en 1959.

In 1948 is de FAB een van de stichtende leden van de UIA, de Union Internationale des Architectes, die vandaag meer dan 113 architectenverenigingen over de wereld vertegenwoordigt en bijgevolg meer dan één miljoen architecten in de wereld. De UIA is de enige erkende organisatie in zijn domein onder de intergouvernementele organisaties bij de UNESCO (Organisatie van de Verenigde Naties voor Wetenschap en Cultuur) en de WHO (Wereld Handels Organisatie).

Maar het grote project dat zich in België voorbereidde na de wederopbouw van het land was de eerste wereldtentoonstelling na de oorlog : de EXPO in Brussel in 1958.

Op datzelfde ogenblik, door een officieel besluit van 13 augustus 1954 (Belgisch Staatsblad van 18 augustus 1954) werd er aan de FAB, toen samengesteld uit 17 leden-verenigingen) de titel verleend van “Koninklijke vereniging”.

1954 : Opening van het ARCHITECTENHUIS, ontworpen door W. VAN HOVE, Ernest Allardstraat te Brussel

Een zeer belangrijk moment voor de Federatie vindt plaats op 11 juni 1956. Het gaat om het legaat dat Confrater Willy VAN HOVE, die Voorzitter was van de FAB van 1951 tot 1954, doet aan

Ernest Allardstraat 21, bus 3 - 1000 Brussel – Tel.: +32 2 512 34 52 – Fax: +32 (0)10 22 43 53 – info@fab-arch.be